60 x 80 cm | acryl op paneel | 2003
Op eigen vleugels kun je zien als een sprookje. De vis ziet vanuit het water de vlinder dartelen in de lucht en denkt: dat wil ik ook. Hoe mooi zou het zijn, als ik net zo gracieus kan vliegen als de vlinder? Op een goede dag komt hij de Nar tegen, die zijn verhaal aanhoort. Inwendig lacht de Nar, dit gaat toch nooit gebeuren? Maar zoals een nar hoort te zijn, wil hij de vis wel in de maling nemen. ‘Wacht maar’, zegt hij. ‘Ik ga vleugels voor je maken, zodat je kunt vliegen als een vlinder.’ En zo geschiedde. Na een paar dagen keert de Nar terug en roept de vis. ‘Kijk eens, wat ik voor je heb?’ En toont de vleugels. De vis springt rondjes van plezier, de druppels vliegen alle kant op. Nadat hij wat rustiger is geworden, bindt de Nar zijn vleugels om. Hij heeft al voorpret, de vis zal immers nooit kunnen vliegen.
Daarna pakt hij de vis op, houdt hem omhoog en laat hem los. Maar wat schetst zijn verbazing? De vis vliegt! Hoe kan dit? De vis zweeft dol van geluk om hem heen en toont de vlinder zijn kunsten. Maar de vlinder is ijdel en fladdert de vis er aan alle kanten uit. ‘Doe mij dan na? Wat doe jij hier in de lucht, terwijl jij zo goed kunt zwemmen? Als mijn vleugels het water alleen al raken, verdrink ik. En jij wilt vliegen als ik?’ Kleermaker, blijf bij je leest. Uiteindelijk realiseert de vis zich, dat vliegen toch niet geeft waarop hij zo had gehoopt. Zijn schubben verdrogen, hij heeft moeite met ademen. En wat is dat vliegen toch vermoeiend. Geef mij het water maar terug, waar ik kan duiken en spelen en me in mijn element voel
Prijs: verkocht